Uitwerken van een onderzoeksonderwerp zoals een studie rond een bepaald productieproces, een labo-onderzoek e.d.
Je leert de resultaten van de onderzoeken of ervaringen geheel of gedeeltelijk verwerken in een eindwerk.
Je doet ervaring op met het spreken voor een publiek door het eindwerk voor te stellen en te verdedigen voor een professionele jury.

Het verzamelen van informatie en resultaten rond een bepaald project binnen een bedrijf of aan een onderzoeksinstelling.
Het verwerken hiervan in een bachelorproef, dat opgesteld wordt zoals aangeleerd werd in het opleidingsonderdeel 'Communicatievaardigheden' en workshop ‘onderzoeksvaardigheden, communicatievaardigheden en informatievaardigheden’.
Het voorstellen en verdedigen van het eindwerk voor een jury.

binnen trajectschijf 1 al minstens 60 studiepunten afgewerkt hebben EN binnen trajectschijf 2 al minstens 57 studiepunten afgewerkt hebben EN binnen trajectschijf 3 voor minstens 30 studiepunten ingeschreven zijn EN simultaan te volgen met Internationale stage.

De eindcompetenties bereikt hebben van alle opleidingsonderdelen uit het eerste en tweede modeltraject.
Opleidingsonderdelen van het eerste semester uit het derde modeltraject gevolgd hebben.

AC 01.1: De student analyseert en ziet verbanden, met het oog op het oplossen van sectorgebonden vraagstellingen.
Indicator 1.1.1: De student verzamelt en interpreteert zelfstandig relevante gegevens en wendt geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aan om niet vertrouwde complexe vraagstellingen op te lossen. (niveau 4)

AC 01.2: De student is op de hoogte van sectorspecifieke (internationale) onderzoeksresultaten en past die via kwalitatieve logische redeneervormen toe binnen de beroepscontext.
Indicator 1.2.1: De student past binnen het kader van zijn beroepspraktijk complexe gespecialiseerde vaardigheden toe die gelieerd zijn aan onderzoeksuitkomsten. (niveau 3)

AC 02.1: De student verwerkt kritisch informatie binnen zijn beroepssector en hij verwerft zo nieuwe beroepskennis.
Indicator 2.1.1: De student evalueert en combineert kritisch de kennis en de inzichten uit zijn beroepssector. (niveau 4)

AC 03.2: De student is constructief kritisch ingesteld en heeft oog voor alternatieve werkwijzen.
Indicator 3.2.1: De student werkt een alternatieve aanpak uit (methode, materialenkeuze,…) en schat ook van deze aanpak de consequenties in. (niveau 3)

AC 04.1: De student werkt projectmatig.
Indicator 4.1.1: De student zorgt voor realistische en relevante doelstellingen door rekening te houden met de beschikbare tijd en middelen, en met onvoorziene omstandigheden. De student plant en structureert complexe werkzaamheden op een methodische, realistische en soepele manier. De student focust en beheerst het verloop van de werkzaamheden. (niveau 4)

AC 05.1: De student kent en past het (internationaal) vakjargon correct toe.
Indicator 5.1.1: De student past systematisch (internationaal) vakjargon correct toe en actualiseert voortdurend zijn vakjargon, aangepast aan de gespecialiseerde (internationale) context waarin hij zich bevindt. (niveau 3)

AC 05.2: De student communiceert mondeling en schriftelijk helder en overtuigend, aangepast aan het niveau van zijn doelgroep.
Indicator 5.2.2: De student verduidelijkt zijn visie en beargumenteert overtuigend zijn standpunten. Hij verdedigt die ten aanzien van een brede of gespecialiseerde doelgroep. (niveau 4)

AC 07.1: De student zorgt ervoor dat zijn werk beantwoordt aan de gestelde eisen.
Indicator 7.1.1: De student legt zelf de eisen vast voor een complexe taak en oriënteert zijn gedrag daarop. Hij stelt autonoom verbeterdoelen met het oog op kwaliteitsindicatoren. (niveau 3)

ABC 02.1: De student lost werkgerelateerde problemen effectief op.
Indicator 2.1.1: De student analyseert autonoom een complex probleem vanuit verschillende invalshoeken en formuleert een oplossing. (niveau 4)

BC 06.1: De student analyseert en optimaliseert bestaande werk- en productiemethodes
Indicator 6.1.1: De student analyseert het bestaande productieproces en werkmethodiek en formuleert verbetervoorstellen. (niveau 4)

BC 07.1: De student onderzoekt nieuwe ontwikkelingen en innovaties voor techniek- en productvernieuwing
Indicator 7.1.1: De student kent de nieuwe ontwikkelingen en innovaties en bedenkt binnen deze context producten. (niveau 4)

BC 07.2: De student analyseert en verwerkt onderzoeksresultaten en formuleert verbetersuggesties.
Indicator 7.2.1: De student analyseert en verwerkt onderzoeksresultaten. (niveau 4)

Praktijkgebonden onderzoeksopdracht met aansluitend het schrijven van een bachelorproef en de verdediging hiervan.

Maximaal te behalen punten: 200 punten.

Inhoudelijke beoordeling van het eindwerk door de stagementor van de stageplaats, de promotor en de copromotor van de Hogeschool Gent: 100 punten (50%)
De presentatie en de verdediging van het eindwerk wordt beoordeeld door de aanwezige jury op de eindwerkverdediging: 100 punten (50%)

Mogelijkheid tot tweede examenkans

Afhankelijk van het onderwerp.
De print- en plotkosten voor de bachelorproef in 4 exemplaren.

Consulteer de facultaire aanvullingen op het onderwijs- en examenreglement voor de regeling van deze en overige bijzondere studiekosten

t130 productietechnologie, t480 technologie van andere producten