Het doel van deze cursus is om een methodiek aan te leren tot het ontwerpen van beplantingen.
Deze methodiek benadert het ontwerpen van beplantingen procesmatig en coherent vanaf de reflectie op de gegeven ontwerpopdracht tot en met de voorbereiding voor de uitvoering en het beheer.

Binnen dit opleidingsonderdeel wordt de inleidende theorie aangereikt die nodig is voor het beplantingsontwerp. De cursus vertrekt daarbij vanuit de inzichten en logica’s van natuurlijke vegetatieprocessen als basis. Dit opleidingsonderdeel leidt ook de groenvormenmethode in tot het ontwerpen en samenstellen van beplantingen.

Binnen beplantingsmethodiek 1 worden zowel beplantingsleer als aanleg- en beheerprincipes aangereikt om zo te kunnen komen tot zowel een (structuur)beplantingsplan als een beheerplan.

• Denk- en redeneervaardigheid.
• Het verwerven en verwerken van informatie.
• Kritische ingesteldheid.
• Ingesteldheid tot levenslang leren

• Zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van eenvoudige probleemsituaties in de beroepspraktijk.
• Ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën.
• Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk.

• Met een duidelijke visie, gericht op innovatie en de nodige creativiteit, kwaliteitsvolle en duurzame groene ruimten ontwerpen/beheren.
• Grafische taal en de juiste vakterminologie aanwenden die de afgestudeerde in staat stelt zijn ontwerpvisie krachtig uit te drukken, met de betrokken actoren vlot te communiceren en ze te adviseren.
• Een uitgebreide plantenkennis adequaat aanwenden

• De student kan het natuurlijk proces successief vertalen.
• De student kan het belang van gelaagdheid of een etagevormende opbouw bij de verschillende groenvormen verklaren.
• De student kan de kenmerkende lagen die in een gemengd bos terug te vinden zijn benoemen.
• De student bezit basiskennis omtrent de verschillende groenvormen, zowel kenmerken, aanleg als beheer.
• De student kan het beplantingsplan situeren in het ontwerpproces.
• De student kan een verzamelstaat van een beplantingsplan opstellen, interpreteren en duiden.
• De student kan het doel, de inhoud en de opmaak van een beplantingsplan omschrijven en duiden.
• De student kan de lay-out van een beplantingsplan en de verschillende planelementen benoemen en omschrijven.
• De student heeft inzicht en kennis van de aanleg- en beheertechnieken.
• De student kan de verschillende beheervormen en de verschillende beheermaatregelen benoemen en omschrijven.
• De student kan deze benodigde technieken specificeren volgens de omstandigheden van het project waarin de beplantingen en bezaaiingen zijn voorzien.
• De student kan de gegevens van deze benodigde technieken transponeren naar het beplantingsplan, het beheerplan tot realisatie van het ontwerp.

Schriftelijk examen.
2e zittijd: Schriftelijk examen.