Toekomstige ontwerpers dienen een onafhankelijke en open visie te kunnen ontwikkelen op de kunst die vandaag wordt gecreëerd en waarmee ze binnen en buiten hun eigen ontwerppraktijk in aanraking komen.

Tegelijk dienen ze te beseffen dat de creatie van een kunstwerk niet los staat van hetgeen er in de rest van die wereld gebeurt, hun eigen ontwerppraktijk incluis. Ze moeten daarom ook wisselwerkingen tussen hun eigen discipline en die van kunstenaars kunnen herkennen.

De geschiedenis van de kunst van 1945 tot nu staat centraal. Er wordt vertrokken van individuele oeuvres, waarbij vooral artistieke praktijken van de kunstenaars en de concrete evolutie van hun oeuvres wordt belicht. Hoe lees en ervaar je hun werk als kijker, hoe schrijft het werk zich daarmee in een maatschappelijke en (kunst)historische context in? Hoe worden in een kunstwerk de keuzes die een kunstenaar maakt, en de acties die hij onderneemt, inzichtelijk?

Als rode draad doorheen de cursus loopt het besef dat ook een driedimensionele ruimte waar de kijker mentaal en fysiek in aanwezig is, een kunstwerk kan zijn. Dat besef is in de loop van de twintigste eeuw, mede onder impuls van artistieke praktijken die wisselwerkingen vertonen met actuele ontwerppraktijken van interieurvormgevers, sterk gegroeid.

Het accent van deze cursus ligt op de vraag wat het betekent dat een kunstwerk een hele ruimte kan belichamen, en hoe, andersom, het lichaam van kijker of kunstenaar daarin op een performatieve manier kan worden ingezet.

Kerncompetenties

1. Aandacht voor de culturele en maatschappelijke context van ontwerpactiviteiten

2. Attitude om proactief ontwikkelingen te detecteren en toe te passen in het ontwerpen
Onder meer:
Vanuit de eigen discipline alert blijven voor het kunstgebeuren

3. Aandacht voor de geschiedenis, de actuele context en de relatie met aanverwante domeinen
Onder meer:
Algemene ontwikkelingen in de kunsten en cultuur kunnen herkennen en situeren

Algemene competenties

1. Internationale en interculturele gerichtheid.

2. Ingesteldheid tot levenslang leren.
Onder meer:
Zelfstandig kunnen werken

3. Denk- en redeneervaardigheid.
Onder meer:
Expressie kunnen geven aan eigen standpunten

Een schrijfopdracht die mondeling wordt toegelicht. De schrijfopdracht bestaat erin om een of twee kunstwerken van na 1990 die de student zelf op een tentoonstelling of elders heeft gezien, te bespreken. Thema’s die in de lessen aan bod kwamen, dienen daarin op een kritische manier te worden verwerkt. Eens de schrijfopdracht af is, licht de student die ook mondeling toe in een kort gesprek (ca. 10 min) met de docent. 

Vereisten voor schrijfopdracht:

• helder Nederlands
• een duidelijk verhaal
• tekst goed structureren, wat betekent dat de student goed nadenkt over wat hij in een inleiding zet en wat in een besluit of een slot dat de tekst afrondt
• lengte: minimum 1000 woorden, maximum 1500 woorden.

Criteria: Bewijs leveren van een eigen en onderbouwde visie op de besproken kunstwerken. 

Mogelijkheid tot tweede zittijd.