De studenten ervaren wat het is in een normale arbeidsomgeving te werken die verband houdt met de door de student gedane studiekeuze.

De studenten doen praktische ervaring op tijdens hun werk in het laboratorium en/of in de productie-eenheid van een bedrijf of onderzoeksinstelling.

Het uitvoeren van onderzoek, analyses en verzamelen van informatie en resultaten rond een bepaald project binnen een bedrijf of aan een onderzoeksinstelling.

binnen trajectschijf 1 al minstens 60 studiepunten afgewerkt hebben EN binnen trajectschijf 2 al minstens 60 studiepunten afgewerkt hebben EN binnen trajectschijf 3 voor minstens 30 studiepunten ingeschreven zijn EN (simultaan te volgen met Bachelorproef OF eerder ingeschreven voor Bachelorproef).

Beschikken over grondige kennis en vaardigheden verworven in de specifieke opleidingsonderdelen: Algemene en anorganische chemie, Organische chemie, Chemische technologie, Microbiologie en Biologie uit het 1ste jaar pb Chemie
Kwaliteitsbeheersing en chemometrie, Fysicochemie, Analysetechnieken, Scheidingstechnieken, en de afstudeerrichting specifieke chemische opleidingsonderdelen uit het 2de jaar pb Chemie afstudeerrichting Chemie. 
Er wordt verwacht dat de studenten de afstudeerrichting specifieke opleidingsonderdelen uit het 3de jaar pb Chemie afstudeerrichting Chemie gevolgd hebben.

ABC 01.1: De student staat open voor de inbreng van anderen en levert een constructieve bijdrage binnen een multidisciplinair team.
Indicator 1: De student levert in het kader van een complexe opdracht een constructieve inbreng in een multidisciplinair team. Hij toont respect voor de inbreng van anderen. Hij is opbouwend, assertief en handelt integer ten opzichte van zijn teamleden.

ABC 01.2: De student organiseert zijn werkzaamheden met het oog op gestelde deadlines en komt afspraken binnen een team na.
Indicator 1: De student organiseert zelfstandig complexe werkzaamheden zodat hij met het oog op verschillende deadlines de juiste prioriteiten stelt. De student anticipeert op toekomstige taken en komt afspraken na.

ABC 03.1: De student handelt op een maatschappelijk verantwoorde wijze.
Indicator 1: De student situeert autonoom de gevolgen van activiteiten binnen zijn beroepscontext in een brede maatschappelijke context en maakt maatschappelijk verantwoorde keuzes.

AC 03.1: De student reflecteert over zijn eigen functioneren.
Indicator 1: De student reflecteert kritisch over zichzelf en geeft zijn sterktes en zwaktes helder aan. De student formuleert spontaan verbeterdoelen en stuurt uit zichzelf zijn eigen aanpak bij op basis van feedback en nieuwe inzichten.

AC 04.1: De student werkt projectmatig.
Indicator 1: De student zorgt voor realistische en relevante doelstellingen door rekening te houden met de beschikbare tijd en middelen, en met onvoorziene omstandigheden. De student plant en structureert complexe werkzaamheden op een methodische, realistische en soepele manier. De student focust en beheerst het verloop van de werkzaamheden.

AC 05.2: De student communiceert mondeling en schriftelijk helder en overtuigend, aangepast aan het niveau van zijn doelgroep.
Indicator 1: De student verduidelijkt zijn visie en beargumenteert overtuigend zijn standpunten. Hij verdedigt die ten aanzien van een brede of gespecialiseerde doelgroep. (mondeling)
Indicator 2: De student verduidelijkt zijn visie en beargumenteert overtuigend zijn standpunten. Hij verdedigt die ten aanzien van een brede of gespecialiseerde doelgroep. (schriftelijk)

AC 05.3: De student rapporteert adequaat (mondeling en schriftelijk) en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.
Indicator 1: De student rapporteert en presenteert op een professionele wijze aan leken en experten en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.
Indicator 2: De student rapporteert schriftelijk en traceerbaar over meerdere experimenten op een samenhangende manier en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.

AC 07.1: De student zorgt ervoor dat zijn werk beantwoordt aan de gestelde eisen.
Indicator 2: De student beoordeelt zijn resultaat.

AC 08.1: De student stuurt zijn eigen leerproces aan.
Indicator 1: De student stuurt zijn eigen leerproces voortdurend bij met het oog op de noden die hij zelf vaststelt binnen zijn omgeving.

BCALG01.1: De student beschikt over voldoende kennis om analyses uit te voeren
Indicator 1: De student kent en begrijpt complexe analysemethoden wat betreft principe, uitvoering en toepassing.
BCALG01.2: De student voert analyses correct uit.
Indicator 1: De student voert aan de hand van een werkwijze een complexe analysemethode en/of techniek zelfstandig en efficiënt uit.
BCALG05.1: De student zoekt wetenschappelijke informatie op.
Indicator 1: De student maakt gericht een selectie van de informatie verkregen uit betrouwbare en relevante wetenschappelijke bronnen.

BCALG05.2: De student evalueert en verwerkt wetenschappelijke bronnen.
Indicator 1: De student maakt een samenhangende synthese vanuit meerdere gespecialiseerde bronnen.
BCALG06.2: De student werkt projectmatig, methodisch en probleemoplossend.
Indicator 1: De student zorgt onder supervisie voor realistische en relevante doelstellingen van een project in een werkcontext en gaat daarbij methodisch en probleemoplossend te werk.

BCALG07.1: De student noteert, verwerkt en interpreteert analyse- en onderzoeksresultaten op een kritische wijze. Hij beschikt hiervoor over de gepaste ICT-vaardigheden.
Indicator 1: De student gebruikt zelfstandig de correcte methode en software om complexe onderzoeksgegevens en analyseresultaten te verwerken.

BCALG07.3: De student interpreteert kritisch resultaten.
Indicator 1: De student interpreteert zelfstandig resultaten in de correcte (bio-)chemische context.
BCALG09.2: De student werkt veilig.
Indicator 1: De student heeft oog voor mogelijke risico's en gevaren en kan een risico-analyse uitvoeren.
BCALG09.3: De student werkt milieubewust.
Indicator 1: De student handelt milieubewust.
BCALG10.1: De student functioneert zelfstandig.
Indicator 1: De student organiseert zelfstandig en gelijktijdig meerdere taken op een efficiënte manier. Hij voert deze taken uit binnen de voorziene tijd en stuurt de planning bij waar nodig.

BCALG10.2: De student functioneert in een team.
Indicator 2: De student houdt zich aan de gemaakte afspraken binnen een multidisciplinaire groep in het werkveld.

BCALG11.1: Reflecteert kritisch over eigen handelen.
Indicator 1: De student analyseert zijn handelen kritisch, stuurt bij indien nodig en vraagt indien nodig advies aan collega's en specialisten.

stage in een bedrijf of een onderzoeksinstelling

Eerste examenkans


Deel 1: stagegever/stagementor ( 75%)

Tussentijdse evaluatie 1: 0 %
Tussentijdse evaluatie 2: 40 %
Eindevaluatie: 60 %

Deze evaluaties gebeuren door de stagementor en de stagebegeleider samen.

Deel 2 : punten begeleider opleiding (25 %)

Stageboek: 60%
Samenwerking ( naleven afspraken, repecteren deadlines) : 40 %

Deze evaluaties gebeuren door de stagebegeleider.



Tweede examenkans:

geen mogelijkheid tot tweede examenkans

Zie alle info over bijzondere studiekosten op de website.