AC 04.1: De student werkt projectmatig.
Indicator 1: De student zorgt voor realistische en relevante doelstellingen door rekening te houden met de beschikbare tijd en middelen, en met onvoorziene omstandigheden. De student plant
en structureert complexe werkzaamheden op een methodische, realistische en soepele manier. De student focust en beheerst het verloop van de werkzaamheden.
AC 05.1: De student kent en past het (internationaal) vakjargon correct toe.
Indicator 1: De student past systematisch (internationaal) vakjargon correct toe en actualiseert voortdurend zijn vakjargon, aangepast aan de gespecialiseerde (internationale) context waarin hij
zich bevindt.
AC 05.3: De student rapporteert adequaat (mondeling en schriftelijk) en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.
Indicator 2: De student rapporteert schriftelijk en traceerbaar over meerdere experimenten op een samenhangende manier en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.
AC 07.1: De student zorgt ervoor dat zijn werk beantwoordt aan de gestelde eisen.
Indicator 1: De student legt zelf de eisen vast voor een complexe taak en oriënteert zijn gedrag daarop. Hij stelt autonoom verbeterdoelen op met het oog op kwaliteitsindicatoren.
BCALG02.2: De student beoordeelt en valideert methoden.
Indicator 2: De student valideert zelfstandig de methode.
BCALG03.1: De student bedient apparatuur
Indicator 1: De student bedient apparatuur aan de hand van de technische handleiding.
BCALG05.3: De student refereert correct naar geraadpleegde bronnen.
Indicator 1: De student refereert correct naar geraadpleegde bronnen (geen plagiaat).
BCALG07.1: De student noteert, verwerkt en interpreteert analyse- en onderzoeksresultaten op een kritische wijze. Hij beschikt hiervoor over de gepaste ICT-vaardigheden.
Indicator 1: De student gebruikt zelfstandig de correcte methode en software om complexe onderzoeksgegevens en analyseresultaten te verwerken.
BCALG09.2: De student werkt veilig.
Indicator 1: De student heeft oog voor mogelijke risico’s en gevaren en kan een risicoanalyse uitvoeren.
BCALG09.3: De student werkt milieubewust.
Indicator 1: De student handelt milieubewust.
BCALG11.2: Handelt maatschappelijk en ethisch verantwoord
Indicator 2: De student gaat respectvol en economisch om met materialen en apparatuur.
BCBC02.1: De student voert met kennis van zaken microbiologische en biochemische analyses uit.
Indicator 1: De student kent en begrijpt complexe microbiologische en biochemische analyses wat betreft principe, uitvoering en toepassing.
BCBC02.2: De student voert microbiologische en biochemische analyses correct uit.
Indicator 1: De student voert aan de hand van een werkwijze een complexe microbiologische en biochemische analysemethode en/of techniek zelfstandig en efficiënt uit.