In de theorie leert de student de Vlaamse-, provinciale- en gemeentelijke aanpak van milieubeheer en natuurbehoud kennen. Aandacht voor de ruimtelijke ordening in Vlaanderen via diverse decreten en plannen. Aanleren van de beginselen van natuurbehoud en de ecologische-, sociale- en economische benadering ervan aan de hand van actuele voorbeelden.
In BZL verzamelt de student alle milieu- en natuurinitiatieven van zijn/haar gemeente en becommentarieert ze. De betrokken milieudienst en Gecoro worden doorgelicht en o.a.  het milieujaarprogramma geresumeerd.

Partim Ruimtelijke ordening:
de basiswet en het decreet op de ruimtelijke ordening, bespreking van enkele verordeningen, decreten en besluiten die interfereren met ruimtelijke ordening; o.a. ruilverkaveling, bescherming fauna en flora, bermbesluit, enz.
Bespreking van gewestplannen, Algemene Plannen van Aanleg, Bijzondere Plannen van Aanleg, Verkavelingsplan (procedures, voorbeelden), het Structuurplan Vlaanderen, RUP en de watertoets.

Partim milieu- en natuurbeleid :
Decreet Algemene bepalingen inzake milieubeleid, natuurrapport, MINA- en Minaraad, Samenwerkingsovereenkomsten en hun gevolgen voor de gemeente, VMM, Decreet Natuurbehoud en het natuurlijk milieu, Bermbesluit, Bosdecreet, Biologische WaarderingsKaart, erosie en -bestrijding.

Partim Natuurbehoud : 
Inleiding tot natuurbeheer (basisbegrippen), biodiversiteit, successie, behoud en beheer van heide, behoud en beheer van kustduinen, ...

geslaagd of gedelibereerd voor Biologie EN geslaagd of gedelibereerd voor Microbiële ecologie.

Beschikken over de eindcompetenties van de opleidingsonderdelen Biologie en Microbiële Ecologie is verplicht.

AC 01.1: De student analyseert en ziet verbanden, met het oog op het oplossen van sectorgebonden vraagstellingen.
Indicator 1: De student verzamelt en interpreteert zelfstandig relevante gegevens en wendt geselecteerde methodes en hulpmiddelen innovatief aan om niet vertrouwde complexe vraagstellingen op te lossen.

AC 02.1: De student verwerkt kritisch informatie binnen zijn beroepssector en hij verwerft zo nieuwe beroepskennis.
Indicator 1: De student evalueert en combineert kritisch de kennis en de inzichten uit zijn beroepssector.

AC 05.3: De student rapporteert adequaat (mondeling en schriftelijk) en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.
Indicator 1: De student rapporteert en presenteert op een professionele wijze aan leken en experten en gebruikt daarbij de juiste vakterminologie.

BCMI02.1: De student past milieuwetgeving toe.
Indicator 1: De student beredeneert in team de impact van de milieuwetgeving in een nieuwe context.
Indicator 2: De student ontwikkelt een milieubeleid voor de gemeente en leidt een technische dienst verantwoordelijk voor afvalbeheer, groenbeleid, inventarisatie milieuverontreiniging.
Indicator 3: De student voert een milieuadministratie uit voor bedrijven, gemeenten en overheden en verleent advies over milieuwetgevingsdossiers aan vergunningslenende overheid.
Indicator 5: De student heeft voldoende kennis in milieubeleid en natuurbehoud.

Eerste examenkans

- Theorie (80%) : schriftelijk examen met mondelinge toelichting.

- BZL (20%): indienen van een uitgebreid MINA-rapport betreffende de milieu- en natuuractiviteiten in zijn/haar gemeente en voorstelling voor de groep.

Tweede examenkans

Tweede examenkans is mogelijk voor theorie en voor BZL

B410, B430, T250, P516, ruimtelijke ordening, Vlaamse-, provinciale- en gemeentelijke plannen, milieu- en natuurbeleid, milieu- en natuurbehoud