Hogeschool Gent
Geraard de Duivelstraat 5 - 9000 Gent
Tel: 09 243 33 33 - E-mail: info@hogent.be
Website: www.hogent.be
Pedagogisch-didactisch atelier II17630/3132/1112/1/21
Studiegids

Pedagogisch-didactisch atelier II

17630/3132/1112/1/21
Academiejaar 2011-12
Komt voor in:
  • Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, trajectschijf 2
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 8 studiepunten
Gewicht: 8,00
Totale studietijd: 240,00 uren
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 15.03.2012 (semester 2)
Titularis: Van Steenkiste Carmen
Andere docenten: Van Driessche Kelly, Vanhuysse Helena
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Semester 2

Omschrijving Onderwijsorganisatie (lijst)

Onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten
Begeleid zelfstandig/extern werk70,00 uren
Hoorcollege16,00 uren
Werkcollege32,00 uren
Zelfstudie122,00 uren

Omschrijving Onderwijsorganisatie (tekst)

Dit opleidingsonderdeel ondersteunt, gelinkt aan haar inhoudelijke eigenheid, de mogelijkheid tot implementatie van internationale gastsprekers en/of bezoeken in internationale context.

Groepsdiscussies, onderwijsleergesprek, kringgesprek, microteaching, rollenspel, individueel werk, groepswerk, begeleid zelfstandig werk, evaluatiegesprek, doceren, klasgesprek, video.

Omschrijving Doelstellingen

Een gedetailleerde lijst van doelstellingen is terug te vinden in de syllabus.


Het begrip observeren duiden.

Het begrip kindvolgsysteem duiden.

Kunnen het gedrag van een kleuter concreet beschrijven in een observatiedossier.

Kunnen gerichte naverwerkingen formuleren nav het geobserveerde gedrag bij kleuters.

Kunnen vergelijkende studie maken van kindvolgsystemen.

Kunnen breed observeren.

Het gelijkekansenbeleid duiden.

Het begrip differentiatie duiden.

Het begrip handelingsgericht werken kunnen duiden.

Het begrip leerzorgkader kunnen duiden.

De verschillende vormen van differentiëren kunnen opsommen.

De verschillende vormen van differentiëren met eigen voorbeelden illustreren.

Gegeven een situatie een vorm van differentiëren selecteren.

De relatie tussen het werken met keuzehoeken en differentiëren kunnen aantonen.

Het begrip contractwerk kunnen duiden.

De verschillende werkwijzen bij contractwerk omschrijven.

Voor –en nadelen van contractwerk omschrijven.

De differentiatie- en individuatiekansen van contractwerk aantonen.

De valkuilen m.b.t. differentiatie opsommen en nader uitleggen.

Het verschil kunnen omschrijven tussen probleemgedrag en storend gedrag.

Een omschrijving kunnen geven van agressief gedrag.

Kunnen uitleggen dat straffen en belonen eigenlijk leren is.

Een omschrijving geven van de verschillende soorten straffen en beloningen

Bij iedere soort straf een voorbeeld uit eigen praktijkervaringen geven.

Aantonen dat straffen en beloningen context- en persoonsgebonden zijn.

Gezien een context, een pedagogisch verantwoorde straf en beloning kunnen kiezen.

Uitleggen wat een goede beloning is.

Aangeven wat de voorwaarden zijn voor een goede straf en dit kunnen toepassen op een voorbeeld

De criteria kunnen geven van een goede beloning.

De criteria kunnen geven van een goede straf.

Voorbeelden kunnen geven bij de soorten beloningen.

Kunnen uitleggen waarom er grenzen gesteld worden in de kleuterklas. 

Gegeven een situatie suggesties kunnen geven voor de aanpak van het gedrag van kinderen.

Mogelijke interventies kunnen geven bij het probleemgedrag van kleuters.

Inzicht hebben in de sociaal-affectieve ontwikkeling van de kleuter.

De verschillende axen die mensen innemen opsommen en verklaren.

De visie van de axenroos duiden.

Verschillende manieren aangeven om de axenroos te implementeren in de kleuterklas.

De verschillende soorten kinderangsten in de ontwikkeling van het kind situeren en duiden.

Kunnen omgaan met kinderangsten in de kleuterklas.

Het begrip weerbaarheid duiden.

De relatie tussen kinderangsten en weerbaarheid aangeven.

Verschillende manier om om te gaan met emoties van kleuters duiden en illustreren.

Praktijkgerichte uitwerking geven aan de ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen van kleuteronderwijs.

Diverse informatiebronnen raadplegen bij het ontwikkelen van didactisch materiaal, voorbereidend werk en het bijhouden van de onderwijsactualiteit.

Een kritische houding aannemen t.a.v. de geraadpleegde bronnen.

Kennen de specifieke visie van de verschillende soorten leerplannen.

Kunnen gegeven een situatie de gepaste leerplandoelstellingen selecteren en concrete doelstellingen formuleren.

Kunnen in groep een kleuteractiviteit voorbereiden.

Kunnen in groep een didactische beginsituatie achterhalen.

Kunnen in groep, en onder begeleiding een kleuteractiviteit kritisch analyseren en bespreken.

Kunnen in groep een leergebiedoverschrijdend aanbod uitwerken.

Kunnen in groep gepaste werk- en groeperingsvormen kiezen.

Kunnen multimedia functioneel gebruiken.

Kunnen informatie halen uit toegankelijke informatiebronnen en uitzettingen (o.a. projectmatig wetenschappelijk onderzoek, recente onderzoeken i.f.v. de thema’s die aan bod komen in dit opleidingsonderdeel.

Omschrijving Inhoud

Observeren in de kleuterklas

Omgaan met kleutergedrag

Diversiteit in de kleuterklas

Sociale vaardigheden

Proefactiviteiten (leergebiedoverschrijdend)

Leerplandoelstellingen en ontwikkelingsdoelen van het kleuteronderwijs

Actuele maatschappelijke thema's op onderwijskundig en pedagogisch vlak

Omschrijving Begincompetenties (tekst)

Competenties verworven in de opleidingsonderdelen Pedagogiek I en II, Observatiestage en Basisstage.

Omschrijving Eindcompetenties (tekst)

De te bereiken eindcompetenties kunnen niet los gezien worden van de doelstellingen.

Verwijzend naar de decretaal vastgelegde algemene competenties en algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties meer bepaald de basiscompetenties voor "de professionele bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs" wordt voornamelijk gewerkt aan:

ALGEMENE COMPETENTIES

Denk- en redeneervaardigheid

Creativiteit

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen

ALGEMENE BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES

Teamgericht kunnen werken

Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk

Het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk

De studenten leren diversiteit waarnemen in de klas, op school en daarbuiten

De studenten leren diversiteit op een positieve manier benaderen

De studenten integreren diversiteit in het totale onderwijsleerproces van studenten, jongeren en kinderen.

De studenten zien hun eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en handelen ernaar.

BEROEPSSPECIFIEKE COMPTENTIES

FG 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen

1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de kleuters en de groep achterhalen.

De leerkracht kan :

1.1.2 bij het bepalen van de beginsituatie rekening houden met de totale persoonlijkheidsontwikkeling van de kleuter.

De ondersteunende kennis omvat de kindkenmerken en de kenmerken van de groep en werkwijzen om die te achterhalen.

1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren.

De leerkracht kan :

1.2.1 bij het kiezen en formuleren van doelen de mogelijkheden van de kleuters als referentiepunt nemen;

1.2.2 gedifferentieerde doelen formuleren;

1.2.3 bij het kiezen en formuleren van doelen gebruikmaken van onder meer ontwikkelingsdoelen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan en het schoolwerkplan;

1.2.5 doelstellingen concreet en operationeel formuleren.

De ondersteunende kennis omvat de eindtermen en ontwikkelingsdoelen, de krachtlijnen van het leerplan in kwestie, het concept 'schoolwerkplan' en het proces van handelingsplanning, evenals de techniek van formulering van doelstellingen.

1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren.

De leerkracht kan :

1.3.1 rekening houdend met het aanbod thuis, met de beginsituatie en met criteria van maatschappelijke relevantie, keuzes maken uit een breed ontwikkelingsaanbod; waarbij nagestreefd wordt dat elke kleuter maximale kansen op ontwikkeling krijgt;

De ondersteunende kennis omvat de voor het ontwikkelingsaanbod geschikte informatiebronnen en materialen.

1.4 De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod.

De leerkracht kan :

1.4.2 een aanbod creëren dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de kleuters, waarbij hij gebruik maakt van de diversiteit, waaronder de sociale, culturele en talige diversiteit binnen de groep.

De ondersteunende kennis omvat de inhoudelijke opbouw van en de samenhang binnen en tussen diverse ontwikkelingsgebieden en praktijkvoorbeelden van omgaan met meertaligheid.

1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen.

De leerkracht kan :

1.5.1 aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen;

1.5.2 gepaste groeperingsvormen kiezen;

1.5.3 multimedia functioneel gebruiken;

1.5.4 zijn aanpak differentiëren als dat nodig is.

De ondersteunende kennis omvat diverse werk- en groeperingsvormen en combinaties daarvan, rekening houdend met een gedifferentieerde aanpak en met een kritisch gebruik van multimediale mogelijkheden.

1.6 De leerkracht kan individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen.

De leerkracht kan :

1.6.1 informatie over ontwikkelingsmaterialen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen, rekening houdend met de specifieke behoeften van de doelgroep;

1.6.2 ontwikkelingsmaterialen adequaat gebruiken en aanpassen.

De ondersteunende kennis omvat relevante bronnen om ontwikkelingsmaterialen te vinden, evenals criteria om ze te beoordelen.

1.7 De leerkracht kan een ontwikkelingsbevorderende omgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de groep.

De leerkracht kan :

1.7.1 voor kleuters stimulerende omgevingen creëren die rekening houden met de belangstelling en de capaciteiten van de kleuters en die de mogelijkheid bieden tot dialoog en interactie;

1.7.2 de kans op betrokkenheid en succesbeleving bij de kleuters zo groot mogelijk maken door te werken met authentieke en reële situaties die voor de kleuters betekenisvol zijn;

1.7.3 adequaat inspelen op wat zich voordoet in de leeromgeving en hij kan werken met de inbreng van de kleuters;

1.7.4 enerzijds stimulerend optreden en anderzijds het kind de autonomie verlenen om initiatief te nemen en om op een eigen wijze de dingen aan te pakken;

1.7.5 het actief ontdekken en verwerken van leerervaringen bevorderen en de kleuters leren nadenken over hun leerproces.

De ondersteunende kennis omvat implicaties van diversiteit en de kenmerken van een ontwikkelingsbevorderende en stimulerende omgeving, alsook de rol van een aangepast taalgebruik daarin.

1.8 De leerkracht kan observatie voorbereiden.

De ondersteunende kennis omvat observatietechnieken en -instrumenten, kindvolgsystemen, de signaalwaarde van gedragingen en visies op observatie met het oog op bijsturing en differentiatie.

1.9 De leerkracht kan observeren met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie.

De ondersteunende kennis omvat observatietechnieken en -instrumenten, kindvolgsystemen, de signaalwaarde van gedragingen, visies op observatie met het oog op bijsturing en differentiatie en kennis van wijzen van reflecteren op zijn eigen onderwijsgedrag. De kennis omvat tevens de structuur en de werking van het lager onderwijs en van het buitengewoon onderwijs, met het oog op (her-)oriëntering en eventuele samenwerking.

1.12 De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep.

De ondersteunende kennis omvat de werking van het CLB en methoden en werkvormen voor kleuters met leer- en ontwikkelingsmoeilijkheden; het omvat tevens de kenmerken van de grootstedelijke context en van diverse leefculturen.

FG 2: De leraar als opvoeder

2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kleuters in de groep en op school.

De leerkracht kan :

2.1.1 als teamlid werken aan het opbouwen van een positieve interactie met de groep, waarbij hij ook de relatie tussen de kleuters stimuleert;

2.1.2 ervoor zorgen dat de inbreng en keuzen van kleuters worden gerespecteerd en gewaardeerd;

2.1.3 met respect voor eigenheid en diversiteit reageren op gevoelens van kleuters;

2.1.4 reflecteren op zijn omgang met hen, met het oog op een groeibevorderende relatie met elke kleuter.

De ondersteunende kennis omvat groepsdynamische en interactieprocessen en kennis van sociale ontwikkeling bij jonge kinderen.

2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de kleuters bevorderen.

De leerkracht kan :

2.2.1 de eigenheid van een individuele kleuter in het kader van zijn sociaal-culturele context (h)erkennen, bespreekbaar maken, en ermee omgaan met het oog op de zelfontplooiing en de integratie van elke kleuter;

2.2.2 kansen geven tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief en verantwoordelijkheid en participatie.

2.3 De leerkracht kan door attitudevorming kleuters op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden.

De ondersteunende kennis omvat het pedagogische project, het schoolwerkplan, de van toepassing zijnde eindtermen en ontwikkelingsdoelen, verschijningsvormen van het verborgen curriculum, en kenmerken van de morele ontwikkeling van jonge kinderen.

2.5 De leerkracht kan adequaat omgaan met kleuters in sociaal-emotionele probleemsituaties en met kleuters met gedragsmoeilijkheden.

De ondersteunende kennis omvat diverse vormen van sociaal-emotionele probleemsituaties, signaalgedrag bij jonge kinderen, de achtergronden van probleemgedrag, en mogelijke interventies en ondersteunende diensten, waaronder het CLB.

2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de kleuters bevorderen.

De leerkracht kan :

2.6.3 zorg dragen voor het algemene welbevinden van de kleuters.

FG 3: De leraar als inhoudelijk expert

3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden op een geïntegreerde manier aanwenden. De leerkracht kan :

3.2.1 flexibel gebruik maken van domeinspecifieke kennis en vaardigheden in de pedagogisch-didactische aanpak.

De ondersteunende kennis omvat de concepten, inhouden en structuren en methodes van het leergebied.

FG 4: De leraar als organisator

4.1 De leerkracht kan een gestructureerd speel- en leerklimaat bevorderen.

De leerkracht kan :

4.1.1 vaardigheden en aanpakwijzen van goed klasmanagement hanteren.

De ondersteunende kennis omvat de aspecten van kindaangepast klasmanagement en van ontwikkelingsbevorderende en -belemmerende factoren.

4.2 De leerkracht kan een kindgericht dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning.

De ondersteunende kennis omvat de diverse aspecten van kindaangepast tijdsmanagement en voor de leerkracht relevante planningsmethoden op korte en langere termijn.

4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kleuters. De leerkracht kan :

4.4.1 een ruimte aanpassen aan de mogelijkheden en behoeften van de kleuters;

4.4.2 die ruimte ontwikkelingsondersteunend, aangenaam, functioneel en veilig inrichten.

De ondersteunende kennis omvat de kenmerken van een stimulerend en veilig milieu voor jonge kinderen.

FG 5: De leraar als innovator / onderzoeker

5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk.

De ondersteunende kennis omvat relevante en toegankelijke informatiebronnen van onderwijsonderzoek.

5.3 De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen.

De leerkracht kan :

5.3.1 de klaspraktijk vanuit reflectie op de eigen ervaringen bijsturen, onder meer door onder begeleiding eenvoudig praktijkgericht onderzoek uit te voeren.

De ondersteunende kennis omvat vormen van reflectie op het eigen handelen en functioneren in de klas en op school, en de kenmerken van een eenvoudig praktijkgericht onderzoek.

FG 6: De leraar als partner van de ouders of verzorgers

6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over het kind.

FG 7: De leraar als lid van een schoolteam

7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.

De leerkracht kan :

7.1.1 zijn opdracht realiseren in samenwerking met de leden van het schoolteam en rekening houdend met de schoolcultuur;

7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven.

7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken.

De leerkracht kan :

7.3.1 in dialoog met collega's en de schoolleiding reflecteren over het eigen pedagogisch en didactisch handelen;

7.3.2 feedback integreren in het eigen handelen.

FG 9: De leraar als lid van de onderwijsgemeenschap

9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving.

De ondersteunende kennis betreft referentiekaders om het lerarenberoep maatschappelijk te kunnen situeren en de eigen basiscompetenties en het eigen beroepsprofiel.

ATTITUDES

A1. Beslissingsvermogen, A2. Relationele gerichtheid, A3.Kritische ingesteldheid, A4. Leergierigheid, A5. Organisatievermogen, A6. Zin voor samenwerking, A7. Verantwoordelijkheidszin, A8. Flexibiliteit

Omschrijving Begeleiding

Individuele hulp bij voorbereidingen, mogelijkheid tot vraagstelling m.b.t. leerinhouden tijdens de lessen en monitoraat op donderdagnamiddag

Omschrijving Evaluatie (tekst)

Inschrijven met creditcontract is enkel mogelijk na toelating.

Inschrijven met een examencontract is enkel mogelijk mits een bijkomende inschrijving met een diplomacontract.

Examencontact/Credit- en diplomacontract

eerste zittijd:
95% examen
5% taken

Tweede zittijd:
95% examen
5% taken

Examencontract:
inschrijven voor een examencontract kan enkel mits een bijkomende inschrijving van een diplomacontract.

Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Tweede examenkans: wel mogelijk.

Omschrijving Studiematerialen (tekst): Verplicht

Syllabus, artikels uit pedagogische tijdschriften, teksten van gastsprekers, video’s , ontwikkelingsdoelen en leerplannen OVSG (doelenboek) en GO! (verwijzing VSKO).

Studiekosten

15 euro

Trefwoorden

Sociale vaardigheden, axenroos, omgaan met emoties, kinderangsten, kleutergedrag, diversiteit, zorg, observeren, proefactiviteiten, omgaan met kleutergedrag, leerplannen en ontwikkelingsdoelen.

Omschrijving volgtijdelijkheid

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.