Hogeschool Gent
Geraard de Duivelstraat 5 - 9000 Gent
Tel: 09 243 33 33 - E-mail: info@hogent.be
Website: www.hogent.be
Stage: uitdieping17657/3132/1112/1/66
Studiegids

Stage: uitdieping

17657/3132/1112/1/66
Academiejaar 2011-12
Komt voor in:
  • Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs, trajectschijf 2
Dit is een enkelvoudig opleidingsonderdeel.
Studieomvang: 13 studiepunten
Gewicht: 13,00
Totale studietijd: 390,00 uren
Mogelijke grensdata voor leerkrediet: 01.12.2011 (Academiejaar) of 01.12.2011 (Semester 1) of 15.03.2012 (Semester 2)
Titularis: Van Steenkiste Carmen
Andere docenten: Van Driessche Kelly, Vanhuysse Helena
Onderwijstalen: Nederlands
Kalender: Academiejaar

Omschrijving Onderwijsorganisatie (lijst)

Onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten
Begeleid zelfstandig/extern werk160,00 uren
Zelfstudie230,00 uren

Omschrijving Onderwijsorganisatie (tekst)

- Participerende observatie, observatie- en ervaringsstage.

- Bijwoondagen

- PDA-dagen

Omschrijving Doelstellingen

Een gedetailleerde lijst van doelstellingen is terug te vinden in het document "Verwerven van de Basiscompetenties per stageopleidingsonderdeel".

Kennis en inzicht in de ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen van het kleuteronderwijs.

Praktijkgerichte uitwerking geven aan de ontwikkelingsdoelen en leerplandoelstellingen van het kleuteronderwijs.

-verzamelt informatie over de beginsituatie van de kleuters en de klas

-verzamelt voor elke te begeleiden activiteit informatie i.v.m. de didactische beginsituatie en houdt hierbij rekening met de leefwereld van de kleuters

-verzamelt voor elke te begeleiden activiteit informatie i.v.m. de didactische beginsituatie en houdt hierbij rekening met de persoonsontwikkeling van de kleuters

-baseert zich op de beginsituatie om de doelstellingen te kiezen

-formuleert de zelfgekozen doelstellingen in functie van de Ontwikkelingsdoelen

-formuleert de zelfgekozen doelstellingen in functie van de ontwikkelingsdoelen, de ontwikkelings- en leerlijnen en het gebruikte leerplan

-formuleert de zelfgekozen doelstellingen in concreet waarneembaar kleutergedrag gebaseerd op de didactische beginsituatie

-kiest de leerinhouden rekeninghoudend met de beginsituatie en de doelstellingen

-past het voorziene aanbod aan de momentane interesse van de kleuters aan

-stelt een planning op waarin de verschillende leergebieden evenwichtig aan bod komen

-stelt een planning op waarin de verschillende leergebieden evenwichtig aan bod komen en de verticale samenhang nagestreefd wordt

-werkt een aanbod uit dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de kleuters

-werkt een aanbod uit dat aansluit bij de leefwereld en de motivatie van de kleuters, rekening houdend met de diversiteit binnen de groep

-kiest de werkvormen in functie van de doelstellingen

-kiest de groeperingvormen in functie van de doelstellingen

-kiest en gebruikt multimedia functioneel

-doseert en timet de activiteiten rekeninghoudend met het concentratievermogen van de kleuters

-differentieert binnen de klasgroep rekening houdend met de individuele verschillen tussen kleuters

-begeleidt het hoekenwerk: één hoek inhoudelijk begeleiden, de andere hoeken superviseren (oogcontact, inhoudelijke tussenkomsten, …)

-organiseert en begeleidt hoekenwerk op basis van verschillen in interesse en niveau bij de kleuters

-kiest zelf didactische ontwikkelingsmaterialen in functie van de didactische beginsituatie

-past met hulp van lector en/of mentor didactische ontwikkelingsmaterialen aan in functie van de doelstellingen

-ontwikkelt zelf passend didactische ontwikkelingsmaterialen

-de belangstelling en de capaciteiten van de kleuters gebruiken bij de verdere uitbouw van de activiteiten

-de belangstelling en de capaciteiten van de kleuters gebruiken om tot dialoog en interactie te komen

-biedt zo veel mogelijk echt en concreet materiaal / situaties aan om de kleuters te boeien (aanschouwelijkheidprincipe)

-brengt a.d.h.v. een motiverende instap, boeiend didactisch materiaal, uitdagende vragen, wisselende didactische werkvormen… de kleuters op een hoger ontwikkelingsniveau (motivatieprincipe)

-werkt een aantal activiteiten ervaringsgericht uit met het oog op betrokkenheid en welbevinden van de kleuters

-stimuleert de kleuters al doende te leren (activiteitsprincipe)

-stimuleert de kleuters in hun ontwikkeling via probleemstellend onderwijs

-voorziet ruimte voor zelfstandig werk, inbreng en initiatief van de kleuters

-biedt kleuters de kans tot ontdekkend leren

-stimuleert de kleuters door een expressieve houding waarbij lichaamstaal en mondelinge taal congruent zijn

-voert doelgerichte gesprekken met de kleuters in Standaardnederlands

-brengt geschreven teksten op een correcte en voor de kleuters verstaanbare manier mondeling over

-gebruikt een taal die past bij het begripsvermogen van de kleuters

-formuleert in Standaardnederlands op een voor de kleuters verstaanbare manier vragen, opdrachten en feedback, eventueel met non-verbale ondersteuning

-formuleert via beeldtaal (pictogrammen, prenten, …) op een voor de kleuters verstaanbare manier, vragen en opdrachten

-geeft een boodschap beknopt en helder weer in Standaardnederlands, eventueel met visuele ondersteuning

-vertelt en leest voor gebruik makend van gepaste variatie in volume, intonatie, mimiek en lichaamsexpressie

-stimuleert correct actief taalgebruik bij de kleuters

-corrigeert foutief taalgebruik op kindgerichte manier

-differentieert naar ontwikkelingsniveau (cognitief, sociaal, affectief, psychomotorisch) via het werken met groepen / hoekenwerk

-differentieert naar interesse van de kleuters via het werken met groepen / hoekenwerk

-differentieert naar nood aan begeleiding en instructies via het werken met groepen / hoekenwerk

-differentieert naar leertempo via het werken met groepen / hoekenwerk

-biedt kleuters de ruimte om zich te uiten

-streeft luisterbereidheid naar elkaar na bij de kleuters

-creëert een veilige en vertrouwelijke sfeer door o.a. respect voor de keuzes en inbreng van de kleuters te tonen. (positief leefklimaat.)

-oefent zich in het gepast omgaan met de gevoelens van de kinderen: luistert actief en vertoont aandachtgevend gedrag

-geeft gedragsgerichte feedback: maakt eventueel gebruik van ik – boodschappen

-stelt zijn omgang in vraag met het oog op een groeibevorderende relatie met elk kind

-aanvaardt en respecteert de sociale en culturele eigenheid van elk kind

-biedt, door de keuze van werkvormen, het maken van afspraken, …, het kind kansen tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, verantwoordelijkheid en participatie

-vertoont voorbeeldgedrag op gebied van sociale omgang

-brengt waardegevoelige onderwerpen ter bespreking aan

-begeleidt een gesprek tussen kleuters dat leidt tot vastleggen van sociale regels en afspraken

-gaat spontaan in op actuele gebeurtenissen

-kiest zelfstandig materieel en inhoud in functie van clichédoorbrekend werken

-gaat, met ondersteuning van de mentor of Gokleerkracht, om met probleemgedrag van kleuters.

-voert elementaire verzorgingstaken uit: toiletbezoek, neus snuiten, ...

-waakt over de gezondheid van de kinderen: voldoende beweging, een goede houding, verluchting van het klaslokaal, klas netjes houden,...

-verleent elementaire E.H.B.O, onder begeleiding van de mentor: bloedneus, schrammen, temperatuur opnemen,…

-laat het kind in zijn waarde en zorgt voor het algemeen welbevinden van elke kleuter

-beheerst de basiskennis en -vaardigheden voor de te begeleiden activiteiten

-zorgt voor verdieping van basiskennis en –vaardigheden in functie van het gekozen BC

-past de verworven kennis en vaardigheden toe bij het voorbereiden van de activiteiten

-past de verworven kennis en vaardigheden toe bij het begeleiden van de activiteiten

-volgt de leerlijnen (verticale samenhang): vertrekkend van de verkregen didactische beginsituatie doelstellingen formuleren die in de zone van de naaste ontwikkeling liggen. (ontwikkelend onderwijs)

-legt horizontale verbanden: werkt leergebiedoverschrijdend. (horizontale samenhang)

-laat de activiteit rustig en ordelijk verlopen

-zorgt voor een goede organisatie in functie van een leerbevorderende omgeving

-zorgt voor een vlotte verdeling van het hoekenwerk

-zorgt voor een vlotte verloop van het hoekenwerk

-zorgt dat de kleuters weten wat, waar, wanneer en waarom ze iets doen (daglijn, hoekenwerk, …)

-schrijft, op basis van een gegeven belangstellingscentrum, een weekplanning uit waarin de verschillende leergebieden evenwichtig aan bod komen

-creëert een soepel en efficiënt dagverloop passend in een tijdsplanning zowel vanuit het oogpunt van de leerkracht als vanuit het oogpunt van de kinderen

-voorziet een gepaste timing voor de verschillende fasen in een activiteit

-past de voorziene planning en timing aan de momentane noden aan

-leeft de gemaakte afspraken inzake administratieve verplichtingen op een correcte wijze na (zie stagereglement)

-richt de klas aangenaam, functioneel en veilig in, in samenspraak met de mentor

-stelt werkmateriaal ordelijk, veilig en vlug bereikbaar voor de kinderen op

-kiest een klasschikking die zeer snel kan aangepast worden aan de gekozen didactische werkvorm

-richt hoeken uitnodigend, veilig en stimulerend in

-richt hoeken uitnodigend, veilig, stimulerend en aangepast aan het thema in

-wendt vernieuwende inzichten vanuit de reacties van de kleuters en vanuit de opleiding in het klasgebeuren aan

-wendt vernieuwende inzichten vanuit de samenleving in het klasgebeuren aan, in samenspraak met het werkveld

-reflecteert over het eigen functioneren: eigen handelen in vraag stellen

-reflecteert over het eigen functioneren: eigen handelen bijsturen

-stelt zich discreet op t.o.v. gegevens die hij over een kleuter verneemt

-informeert mondeling en/of schriftelijk de ouders over een geplande activiteit

-schrijft klare, duidelijke, zakelijke, cliëntgerichte korte teksten in Standaardnederlands naar de ouders

-houdt rekening met de geldende afspraken en samenwerkingsverbanden bij het organiseren van oa. klasoverschrijdende activiteiten, atelierwerking, schoolfeest…

-informeert zich over regels en afspraken die gelden op de stageschool en leeft die na

-maakt duidelijke afspraken met de mentor en leeft ze na

-pleegt overleg met medestudenten over regels en afspraken bij het uitvoeren van een groepsopdracht (klasoverschrijdende activiteiten: poppenspel, sportnamiddag, …)

-bespreekt met de mentor, de leerkracht(en) van de andere klas(sen) en de directie de taakverdeling bij klasoverschrijdende activiteiten

-staat open voor positieve en negatieve feedback over het eigen didactisch en pedagogisch handelen

-bespreekt en analyseert het eigen pedagogisch handelen met mentor en begeleidende lectoren

-vraagt advies over het eigen pedagogisch en didactisch handelen aan medestudenten, mentoren en begeleidende lectoren

-stuurt, uitgaande van feedback en van de reflecties op eigen presteren, zijn pedagogisch handelen bij

-voert doelgerichte gesprekken met de leden van het schoolteam

-drukt zich tijdens de doelgerichte gesprekken met leden van het schoolteam goed uit: kort, bondig en blijft ter zake

Attitudes

A.1.Beslissingsvermogen

A.2.Relationele gerichtheid

A.3.Kritische ingesteldheid

A.4.Leergierigheid

A.5.Organisatievermogen

A.6.Zin voor samenwerking

A.7.Verantwoordelijkheidszin

A.8.Flexibiliteit

Omschrijving Inhoud

Participerende observaties en doestage.

Leerplandoelstellingen

Omschrijving Begincompetenties (tekst)

Competenties verworven in de opleidingsonderdelen Pedagogiek I en II, Observatiestage, Basisstage.

Omschrijving Eindcompetenties (tekst)

De te bereiken eindcompetenties kunnen niet los gezien worden van de doelstellingen.

Verwijzend naar het decretaal vastgelegde algemene competenties en algemene beroepsgerichte competenties en de beroepsspecifieke competenties voor "de professionele bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs" wordt voornamelijk gewerkt aan

ALGEMENE COMPETENTIES

Denk- en redeneervaardigheid

Het verwerven en verwerken van informatie

Het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken

Creativiteit

Het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken

Het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren.

ALGEMENE BEROEPSGERICHTE COMPETENTIES

Teamgericht kunnen werken

Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk

Het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën

Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk

De studenten leren diversiteit waarnemen in de klas, op school en daarbuiten

De studenten leren diversiteit op een positieve manier benaderen

De studenten leren jongeren en kinderen begeleiden tot kwaliteitsvolle interactie met elkaar en met anderen

De studenten integreren diversiteit in het totale onderwijsleerproces van studenten, jongeren en kinderen.

De studenten kunnen goed omgaan met de diversiteit van medestudenten, leerlingen, ouders en externe partners.

De studenten zien hun eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en handelen ernaar.

BEROEPSSPECIFIEKE COMPETENTIES

FG 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen

1.1 De leerkracht kan de beginsituatie van de kleuters en de groep achterhalen.

De leerkracht kan :

1.1.1 in overleg met teamleden of externen, zowel individuele kindkenmerken als kenmerken van de groep achterhalen;

1.1.2 bij het bepalen van de beginsituatie rekening houden met de totale persoonlijkheidsontwikkeling van de kleuter.

1.2 De leerkracht kan doelstellingen kiezen en formuleren.

De leerkracht kan :

1.2.1 bij het kiezen en formuleren van doelen de mogelijkheden van de kleuters als referentiepunt nemen;

1.2.3 bij het kiezen en formuleren van doelen gebruikmaken van onder meer ontwikkelingsdoelen, ontwikkelings- en leerlijnen, een geselecteerd leerplan en het schoolwerkplan;

1.2.5 doelstellingen concreet en operationeel formuleren.

1.3 De leerkracht kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren.

De leerkracht kan :

1.3.1 rekening houdend met het aanbod thuis, met de beginsituatie en met criteria van maatschappelijke relevantie, keuzes maken uit een breed ontwikkelingsaanbod; waarbij nagestreefd wordt dat elke kleuter maximale kansen op ontwikkeling krijgt;

1.4 De leerkracht kan leer- en ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod.

De leerkracht kan :

1.4.1 de horizontale en verticale samenhang vorm geven en bewaken;

1.5 De leerkracht kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen.

De leerkracht kan :

1.5.1 aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen;

1.5.2 gepaste groeperingsvormen kiezen;

1.5.3 multimedia functioneel gebruiken;

1.6 De leerkracht kan individueel en in team ontwikkelingsmaterialen kiezen en aanpassen.

De leerkracht kan :

1.6.1 informatie over ontwikkelingsmaterialen vinden, raadplegen en kritisch beoordelen, rekening houdend met de specifieke behoeften van de doelgroep;

1.6.2 ontwikkelingsmaterialen adequaat gebruiken en aanpassen.

1.7 De leerkracht kan een ontwikkelingsbevorderende omgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de groep.

De leerkracht kan :

1.7.2 de kans op betrokkenheid en succesbeleving bij de kleuters zo groot mogelijk maken door te werken met authentieke en reële situaties die voor de kleuters betekenisvol zijn;

1.7.3 adequaat inspelen op wat zich voordoet in de leeromgeving en hij kan werken met de inbreng van de kleuters;

1.7.4 enerzijds stimulerend optreden en anderzijds het kind de autonomie verlenen om initiatief te nemen en om op een eigen wijze de dingen aan te pakken;

1.7.5 het actief ontdekken en verwerken van leerervaringen bevorderen en de kleuters leren nadenken over hun leerproces.

1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de kleuters.

De leerkracht kan :

1.11.1 met de kleuters doelgericht gesprekken voeren en daarbij een functioneel taalaanbod doen, functionele taalproductie stimuleren en er feedback op geven;

1.11.2 teksten beoordelen en mondeling toegankelijk maken door ze te bewerken op het vlak van taal en door een aangepaste didactiek;

1.11.3 vragen, opdrachten en feedback mondeling, indien nodig ondersteund met visuele of andere ondersteuning, helder formuleren en herformuleren;

1.11.4 via beeldtaal vragen en opdrachten helder formuleren;

1.11.5 een korte heldere uiteenzetting geven, met integratie van visuele of andere ondersteuning, en alles, indien nodig, flexibel aanpassen;

1.11.6 expressief vertellen en voorlezen en dat flexibel aanpassen;

1.11.7 constructief reageren op het taalgebruik van de kleuter.

1.12 De leerkracht kan omgaan met de diversiteit van de groep.

De leerkracht kan :

1.12.1 in het kader van het zorgbeleid en de handelingsplanning het onderwijsleerproces aanpassen aan de specifieke behoeften en de mogelijkheden van de kleuters door in te spelen op de verschillen tussen kleuters, het verstrekken van aangepaste en individuele leerhulp, het aanreiken van hulpmiddelen om een doel te bereiken en leerdoelen die een belangrijke hinderpaal vormen te vervangen door haalbare of specifieke doelen;

FG 2: leraar als opvoeder

2.1 De leerkracht kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de kleuters in de groep en op school.

De leerkracht kan :

2.1.1 als teamlid werken aan het opbouwen van een positieve interactie met de groep, waarbij hij ook de relatie tussen de kleuters stimuleert;

2.1.2 ervoor zorgen dat de inbreng en keuzen van kleuters worden gerespecteerd en gewaardeerd;

2.1.3 met respect voor eigenheid en diversiteit reageren op gevoelens van kleuters;

2.1.4 reflecteren op zijn omgang met hen, met het oog op een groeibevorderende relatie met elke kleuter.

2.2 De leerkracht kan de emancipatie van de kleuters bevorderen.

De leerkracht kan :

2.2.1 de eigenheid van een individuele kleuter in het kader van zijn sociaal-culturele context (h)erkennen, bespreekbaar maken, en ermee omgaan met het oog op de zelfontplooiing en de integratie van elke kleuter;

2.3 De leerkracht kan door attitudevorming kleuters op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden.

De leerkracht kan :

2.3.1 een aantal conventies op het gebied van sociale omgang voorleven en leren toepassen;

2.4 De leerkracht kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.

De leerkracht kan :

2.4.1 het ontwikkelingsaanbod koppelen aan maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen;

2.6 De leerkracht kan de fysieke en geestelijke gezondheid van de kleuters bevorderen.

De leerkracht kan :

2.6.1 zorgen voor de algemene lichamelijke gezondheid van de kleuter en courante elementaire verzorgingstaken uitvoeren;

2.6.2 gepast omgaan met kleuters met gezondheidsproblemen of fysieke beperkingen;

2.6.3 zorg dragen voor het algemene welbevinden van de kleuters.

De ondersteunende kennis omvat de kenmerken van fysiek welzijn van jonge kinderen en van basisprincipes van eerstehulpverlening, en van basisinterventies bij frequent voorkomende gezondheidsproblemen.

FG 3: leraar als inhoudelijk expert

3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis van de leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen, en hij kan recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden Lichamelijke Opvoeding, Muzische Vorming, Nederlands, Wereldoriëntatie en Wiskundige Initiatie in het kleuteronderwijs volgen.

De leerkracht kan :

3.1.1 zijn eigen deskundigheid op inhoudelijk terrein bevorderen.

3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden op een geïntegreerde manier aanwenden.

De leerkracht kan :

3.2.1 flexibel gebruik maken van domeinspecifieke kennis en vaardigheden in de pedagogisch-didactische aanpak.

3.3 De leerkracht kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van kleuters.

De leerkracht kan :

3.3.1 gebruikmaken van horizontale en verticale verbanden om het eigen onderwijsaanbod te situeren en die verbanden integreren in het eigen aanbod.

FG 4: leraar als organisator

4.1 De leerkracht kan een gestructureerd speel- en leerklimaat bevorderen.

De leerkracht kan :

4.1.1 vaardigheden en aanpakwijzen van goed klasmanagement hanteren.

4.2 De leerkracht kan een kindgericht dagverloop creëren, dat past in een korte- en langetermijnplanning.

De leerkracht kan :

4.2.1 voor de kleuters gelijktijdige en opeenvolgende activiteiten vlot en soepel laten verlopen en een kindgericht dagverloop opbouwen;

4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren.

De leerkracht kan :

4.3.1 op correcte wijze een aantal administratieve taken uitvoeren die behoren tot zijn takenpakket.

De ondersteunende kennis omvat de administratieve verplichtingen van de leerkracht, en van het doel ervan.

4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare leefruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kleuters.

De leerkracht kan :

4.4.1 een ruimte aanpassen aan de mogelijkheden en behoeften van de kleuters;

4.4.2 die ruimte ontwikkelingsondersteunend, aangenaam, functioneel en veilig inrichten.

FG 5: leraar als innovator/onderzoeker

5.3 De leerkracht kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen.

De leerkracht kan :

5.3.1 de klaspraktijk vanuit reflectie op de eigen ervaringen bijsturen, onder meer door onder begeleiding eenvoudig praktijkgericht onderzoek uit te voeren.

FG 6: leraar als partner van ouders en verzorgers

6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over het kind.

6.3 De leerkracht kan in overleg met het team de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders.

6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.

De leerkracht kan :

6.5.3 doelgericht verschillende soorten korte teksten schrijven afhankelijk van de klas- en schoolcontext.

FG 7: leraar als lid van een schoolteam

7.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.

De leerkracht kan :

7.1.1 zijn opdracht realiseren in samenwerking met de leden van het schoolteam en rekening houdend met de schoolcultuur;

7.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven.

7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken.

De leerkracht kan :

7.3.1 in dialoog met collega's en de schoolleiding reflecteren over het eigen pedagogisch en didactisch handelen;

7.3.2 feedback integreren in het eigen handelen.

7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam.

De leerkracht kan :

7.5.1 doelgericht verschillende soorten gesprekken voeren afhankelijk van de klas- en schoolcontext

7.5.2 een korte, heldere uiteenzetting geven en daarbij flexibel gebruikmaken van ondersteuning in schrift en beeld

Attitudes

A1 Beslissingsvermogen

A2 Relationele gerichtheid

A 3 Kritische ingesteldheid

A4 Leergierigheid

A5 Organisatievermogen

A6 Zin voor samenwerking

A7 Verantwoordelijkheidszin

A8 Flexibiliteit

Omschrijving Begeleiding

Individuele begeleiding bij voorbereiding, uitvoering en reflectie, monitoraat op donderdagnamiddag.

Omschrijving Evaluatie (tekst)

Inschrijven met creditcontract is enkel mogelijk na toelating.

Inschrijven met een examencontract is enkel mogelijk mits een bijkomende inschrijving met een diplomacontract.

Examencontact/Credit- en diplomacontract

eerste zittijd:

100% permanente evaluatie op basis van het stagedossier

tweede zittijd:

Geen tweede zittijd mogelijk.

Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).
Tweede examenkans: wel mogelijk.

Omschrijving Studiematerialen (tekst): Verplicht

Cursussen van de verschillende opleidingsonderdelen.

Leidraad stage en nota's  gemaakt tijdens de stagetoelichting.

Ontwikkelingsdoelen en eindtermen. Informatiemap voor het basisonderwijs, gewoon basisonderwijs.

Leerplan GO! en  OVSG (doelenboek)

Stagereglement

Studiekosten

Verplaatsingen naar de hospiteerscholen.

Didactisch materiaal/materieel in het kader van speel/leeractiviteiten.

Trefwoorden

Pedagogisch-didactisch handelen, participerende observaties, leerplandoelstellingen, stage, stagereglement, leidraad, pedagogisch didactisch dossier, stagemap, administratie.

Omschrijving volgtijdelijkheid

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.