De student neemt zelf initiatief tot regelmatig overleg met zijn of haar mentoren over de voortgang van zijn of haar scriptie. Er vindt voor 1 november van het academiejaar een eerste overleg over de inhoud plaats met de theoriementor. De student pleegt minstens driemaal per jaar overleg met zijn of haar theoriementor over de scriptie.

De scriptie is een kunstenaarstekst die allerlei vormen kan aannemen. De student getuigt daarin van zijn reflectieve vaardigheid. Hij of zij kan een gedachtegang ontwikkelen en daarbij redenerend en intellectueel eerlijk te werk gaan. Dit leidt tot een tekst die al dan niet nauw is verbonden met de eigen artistieke praktijk, de onderzoekende houding van de student aantoont en de resultaten van dat onderzoek weergeeft.

De student schrijft een tekst van minimum 10.000 woorden over een vrij te bepalen onderwerp in overleg met de mentoren. Deze tekst is het resultaat van een onderzoek dat de student gedurende een volledig academiejaar uitvoert. Dat onderzoek kan in verband staan met de masterproef, maar is in de eerste plaats autonome reflectie. Eigen werk kan aan bod komen als toelichting bij de behandelde problematiek. De student kan op een heldere manier over zijn of haar zoektocht communiceren en die in een bredere theoretische context plaatsen.

De student bezit de eindcompetenties van het opleidingsonderdeel 'Methodiek van onderzoek in de kunsten' of de opleidingsonderdelen “Onderzoek en reflectie”. Het is wenselijk dat de student beschikt over de eindcompetenties van de theoretische opleidingsonderdelen van de bacheloropleidingen.

De student schrijft een tekst waarin hij of zij op een kritische maar vooral overtuigende manier reflecteert over een specifiek onderwerp binnen het artistieke domein.

Indicatoren:
de student is in staat om zelfstandig, na overleg met beide mentoren:
• een onderzoeksonderwerp te selecteren dat getuigt van een kritische en inventieve ingesteldheid
• een vraagstelling te formuleren die relevant is voor het onderzoek
• de voortgang van het onderzoek te bewaken.

de student is in staat om de vraagstelling uit te werken met behulp van bronnen:
• hij of zij beschikt over voldoende kennis en inzicht om bruikbare en relevante bronnen te selecteren
• hij of zij is in staat om het bronnenmateriaal te analyseren en erover te reflecteren
• hij of zij is in staat om het bronnenonderzoek in verband te brengen met de artistieke praktijk, indien dat van toepassing is op zijn of haar onderzoek
• hij of zij is in staat om een geijkt systeem van bronnenbehandeling op een consequente wijze toe te passen.

de student is in staat om over het gevoerde onderzoek zowel schriftelijk als mondeling te communiceren:
• hij of zij kan een heldere, toegankelijke en evenwichtige structuur opbouwen.
• hij of zij kan de onderliggende redenering helder en overtuigend beargumenteren.
• hij of zij formuleert correct op het gebied van spelling en grammatica.

Zoals in de School of Arts voorzien. Er is steeds mogelijkheid tot individueel overleg na afspraak.

Productevaluatie door de twee mentoren. Tweede zit is mogelijk.

Dit opleidingsonderdeel wordt gequoteerd op 20 (tot op een geheel getal).

Tweede examenkans: wel mogelijk.

Deliberatie-info: voor dit opleidingsonderdeel moet je slagen (wordt nooit gedelibereerd).

Afhankelijk van het gekozen onderzoek.

Afhankelijk van het gekozen onderzoek.

h100 informatie, documentatie, h105 bibliografie, h110 bibliologie, h120-wetenschapsfilosofie h120-wijsgerige esthetica, h125-wijsgerige-antropologie, h130-geschiedenis-van-de-wijsbegeerte, h135-fenomenologie, h150-wijsbegeerte-van-specifieke-wetenschappen, h003-geschiedenis-en-kunst, h310-kunstgeschiedenis, actuele kunst, h311-schilderkunst, h312-beeldhouwkunst-en-bouwkunst, h313-kunstkritiek, h315-esthetica, h390: algemene-en-vergelijkende-literatuurstudie, h390-literatuurkritiek, h390-literatuurtheorie, h352-semiotiek, s274-methodologie-van-het-wetenschappelijk-onderzoek, s260-psychologie, h341 prehistorie