Definiëring kamermuziek

• Het repertoire van Kamermuziek dient uitsluitend uit originele kamermuziek te bestaan. Kamermuziek is muziek waarbij de spelers een gelijkwaardige rol vervullen; er is dus geen sprake van solist en begeleider.

• Per stem mag slechts één instrument voorgeschreven zijn; het mag dus geen muziek zijn die oorspronkelijk voor grotere bezetting bedacht is.

• Een ensemble bestaat in de regel uit minstens twee spelers. Duo's worden toegelaten maar dit ensemble dient weliswaar een gemotiveerde (artistiek en inhoudelijk) aanvraag in bij de coördinator kamermuziek. Na gezamenlijk overleg tussen de desbetreffende docent van dit ensemble en de coördinator wordt beslist of het duo al dan niet gespeeld mag worden;

• Kamermuziek wordt niet gedirigeerd. Afwijking van deze regel kan toegestaan worden als het actuele muziek betreft of wanneer de aard van de bezetting en/of de complexiteit van de partituur een dirigent verantwoordt.

Les- en oefentijden

• De student volgt gemiddeld 1u per week les bij een docent kamermuziek die hij kiest of toegewezen krijgt. Daarnaast oefent het ensemble op zelfstandige basis.

Keuze docent & samenstelling ensembles

• Bij aanvang van het academiejaar ontvangen de studenten de richtlijnen en info over de organisatie van het vak en de begeleiding van de studenten.

• Bij aanvang van het academiejaar wordt er een samenkomst georganiseerd waar de studenten met elkaar kunnen kennis maken en afspraken maken over ensemblevorming en keuze van repertoire.

• De studenten stellen zelf hun kamermuziekensembles samen, en kiezen een kamermuziekdocent die zal instaan voor de begeleiding en de coaching van het geselecteerde repertoire. De studenten spelen per semester zoveel mogelijk samen met dezelfde collega-studenten. In de mate van het mogelijke worden de groepen samengesteld uit:

* bachelor 1, 2 en master 1 studenten

* bachelor 3 en master 2 studenten.

• Het begrip ‘repliek’ wordt alleen gebruikt voor studenten die alle credits voor het

opleidingsdeel kamermuziek verworven hebben of voor studenten die niet ingeschreven zijn.

• De studenten die op het gestelde tijdstip geen voorstellen ingediend hebben worden door de coördinator aan een docent toegewezen. Deze toewijzing is bindend.

Studierepertoire en examenrepertoire

• Studierepertoire betreft alle stukken die worden gelezen en ingestudeerd. Het examenrepertoire wordt hieruit samengesteld. Het repertoire dat niet op een examen wordt voorgedragen, blijft tot het ‘studierepertoire’ behoren en kan later voorgedragen worden op een examenrecital.

• Iedere student moet meer repertoire kunnen voorleggen dan de vereiste duur op het examen.

• Het studierepertoire kan naar alle daarop volgende semesters overgedragen worden.

• Een werk kan maar eenmaal op een examenrecital voorgedragen worden.

• De werken die als examenrepertoire tijdens een examenrecital uitgevoerd worden, mogen in een volgend semester niet meer herhaald worden, indien de student hiervoor een credit heeft behaald.

• Werken uit het studierepertoire kunnen in een later semester wel als examenprogramma gespeeld worden.

• Het geselecteerde examenrepertoire dient door de studenten meegedeeld te worden aan de coördinator kamermuziek:

* ten laatste op 3 november voor de eerste examenperiode

* ten laatste op 30 maart voor de tweede examenperiode

• Het indienen van de repertoire- of examenstukken gebeurt door een groepsverantwoordelijke en via een online invulformulier (zie Chamilo).

Examenplanning

De coördinator maakt de examenplanning op. Hierbij wordt rekening gehouden met gemotiveerde verzoeken van studenten en de beschikbaarheid van de docenten. Slechts bij hoge uitzondering zal van de finale planning afwijking toegestaan worden.

Duur examenrepertoire

Elke student presenteert 60 minuten examenrepertoire, (verplicht) te spreiden over:
- de eerste examenperiode (januari)
- de tweede examenperiode (mei-juni)

Opvolging van richtlijnen door coördinator en docenten

• De docenten sturen - in overleg met de studenten - het studierepertoire aan, zij geven onderricht in de samenspeltechnieken, coachen en begeleiden de studenten bij het verwerven van de gestelde eindcompetenties.

• De coördinator let op de naleving van de gestelde doelen en stuurt bij waar nodig.

Werk van compositiestudenten

Het uitvoeren van werken van compositiestudenten en studenten muziekproductie wordt zeer gewaardeerd. De student kan de gespeelde werken opnemen in zijn studierepertoire of uitvoeren op het toonmoment of het examen kamermuziek mits toestemming van de docent kamermuziek.

Andere projecten

Deelname aan sommige kamermuzikale projecten (o.a. het creatie-ensemble BLADWERK) kan in rekening gebracht worden voor het opleidingsonderdeel kamermuziek en dit voor maximaal 1/3 van de vereiste duur van het examenrepertoire.

Wekelijkse toonmomenten

Er worden wekelijkse toonmomenten georganiseerd. De toonmomenten vinden plaats op dinsdag en worden gepresenteerd als middagconcert, toegankelijk voor publiek. De

studenten worden uitgenodigd om - in het kader van de permanente evaluatie, en ter voorbereiding van de examens - zoveel mogelijk actief deel te nemen aan deze toonmomenten.

Het opleidingsonderdeel is een kernopleidingsonderdeel waar de technisch - motorische en artistieke vaardigheden ontwikkeld en toegepast worden in samenwerkingsverband.

Het is wederkerig gerelateerd aan het merendeel van de theoretische opleidingsonderdelen, opleidingsonderdelen m.b.t. het musiceren.

Kamermuziek richt zich in hoofdzaak op de samenspelproblematiek, het begeleid zelfstandig inoefenen en uitvoeren van kamermuziekwerken, het verwerven van vaardigheden om op adequate wijze een kamermuziekgroep te vormen en te laten functioneren, het verwerven van repertoirekennis; het verfijnen van het gehoor en van de muzikaliteit.

Over de vijf studiejaren heen dient er een evenwichtig repertoire opgebouwd te worden waarin een maximale diversiteit aanwezig is in stijlen en stijlperioden en dient er ook repertoire gespeeld te worden daterend van na 1945 met een - voor die periode - vernieuwend karakter.

Geslaagd zijn voor de toelatingsproef

Voor alle andere jaarmodules: zie volgtijdelijkheid (FOER)

Over de verschillende jaren heen worden de volgende competenties verworven:

1. De student kan artistiek hoogstaande muziekuitvoeringen in ensembleverband realiseren

- Heeft een grondige technische vaardigheid waarbij de aanzetten van een eigen

musiceerstijl en muzikale persoonlijkheid aanwezig zijn

- Kan nieuw repertoire instuderen en onderzoekend, experimenterend en beschouwend, kennis, intuïties en emoties omvormen tot een muzikale uitvoering

- Kan bestaande kennis over het hedendaagse en historische uitvoeringspraktijken op een getrouwe en integere wijze in praktijk brengen tijdens muziekuitvoeringen

2. De student heeft de attitude om zich steeds diepgaander als musicus te ontplooien

- Is gemotiveerd om de speeltechniek steeds verder te ontwikkelen en is gedreven om het muzikaal inlevingsvermogen verder te verfijnen

- Ontwikkelt hiervoor geëigende en persoonlijke studiemethoden

- Vertoont hierbij een groot doorzettingsvermogen

- Is bekend met de stressfactoren bij de instrumentstudie en de uitvoering

- Bouwt aan inzicht en vertrouwen in de eigen mogelijkheden en werkt gestaag aan de verdere ontplooiing als musicus

3. De student kan een wezenlijke artistieke bijdrage leveren aan het muzikale groepsproces

- Werkt efficiënt samen met andere musici in kamermuziekverband

- Toont openheid, begrip, respect en waardering voor de verantwoordelijkheden en belangen van de anderen in een samenwerkingsverband

Permanente evaluatie: deze procesevaluatie bepaalt 30% van het eindtotaal.

Elke student wordt individueel permanent geëvalueerd door de kamermuziekdocenten op basis van het parcours dat afgelegd wordt tijdens de kamermuzieklessen.
Factoren die in rekening gebracht worden zijn o.a. :
• aanwezigheid tijdens de lessen en stiptheid,
• het vermogen om muzikaal-inhoudelijke opmerkingen te verwerken en toe te passen,
• het vermogen om repertoire op zelfstandige wijze voor te bereiden en op een hoog niveau te presenteren tijdens de lessen.

Examen: deze productevaluatie bepaalt 70% van het eindtotaal.

Het opleidingsonderdeel kamermuziek wordt zowel in het eerste semester als in het tweede semester geëxamineerd door een interne jury die minstens bestaat uit een voorzitter en een docent kamermuziek.
De studenten dienen het examenrepertoire "Kamermuziek master I" (instrument/zang: minimum 45 minuten) verplicht te spreiden over beide examenperiodes.
De prestatie van het ensemble als geheel wordt beoordeeld en dit per gepresenteerd stuk.
Bij de optelling van de punten wordt de totale tijdsduur van elke compositie in rekening gebracht.

In specifieke gevallen — mits tijdige aanvraag en na overleg met de kamermuziekdocenten — kunnen studenten ook buiten de geijkte examenperiodes geëvalueerd worden.
Het gaat hierbij om deelname aan bijzondere kamermuzikale projecten zoals BLATTWERK, examens compositie, operaproject, et alia…

Op het einde van het tweede semester wordt een inhaalexamen georganiseerd worden, enkel voor die studenten die wegens heirkracht niet konden deelnemen aan de geijkte examenperiodes.
De regelgeving m.b.t. herkansingen en volgtijdelijkheid is opgenomen in de FOER.

Partituren in overleg met de docent.

Aankoop partituren: niet concreet te begroten.

h820-muziek-instrument; h830-muziek-zang

Op dit opleidingsonderdeel is er geen volgtijdelijkheid van toepassing.